De naam en het adres van je computer opzoeken
Wanneer je bestanden deelt via een netwerk, moet je aan andere gebruikers de naam of het netwerkadres van je computer doorgeven, zodat ze je computer in het netwerk kunnen vinden.
Je Mac heeft drie identificatiegegevens waarnaar mensen kunnen zoeken in het netwerk: de computernaam, de lokale hostnaam (de "lokale netwerknaam") en het netwerkadres. Om deze weer te geven, kies je Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren' en klik je op 'Delen'.
Open het paneel 'Delen' in Systeemvoorkeuren
Computernaam: Als je bestandsdeling hebt ingeschakeld in het paneel 'Delen' in Systeemvoorkeuren, kunnen gebruikers in het netwerk op computernaam naar je Mac zoeken. Gebruikers kunnen je Mac zoeken door 'Ga' > 'Verbind met server' te kiezen en vervolgens op 'Blader' te klikken.
De computernaam van je Mac wordt boven in het paneel 'Delen' in Systeemvoorkeuren weergegeven.
Als je de naam van de computer wilt wijzigen, typ je een nieuwe naam in het veld 'Computernaam'. Mogelijk moet je op het hangslotsymbool klikken en een beheerdersnaam en -wachtwoord invoeren voordat je de naam kunt wijzigen.
Lokale hostnaam: De lokale hostnaam, of de "lokale netwerknaam", van je computer is zichtbaar in je lokale netwerk. Hierdoor kunnen andere personen in het netwerk verbinding maken met je Mac.
De lokale netwerknaam van je computer wordt weergegeven onder de computernaam boven in het paneel 'Delen' in Systeemvoorkeuren.
De lokale netwerknaam is de naam van je computer waaraan .local is toegevoegd en waarin eventuele spaties zijn vervangen door koppeltekens (-). Als je computer bijvoorbeeld de naam Mijn computer heeft, is de lokale netwerknaam Mijn-computer.local. In lokale hostnamen wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. De naam mijn-computer.local is dus hetzelfde als Mijn-Computer.local.
Netwerkadres: Als je het scherm van je computer deelt, extern inloggen toestaat of andere voorzieningen voor delen gebruikt, moeten andere gebruikers je computer mogelijk opzoeken op basis van het netwerkadres in plaats van de computernaam.
Het netwerkadres van de computer wordt verstrekt door de DNS-server (Domain Name System) waarvan de computer gebruikmaakt. Als je geen DNS-server gebruikt, wordt het netwerkadres afgeleid van de computernaam.
Selecteer in het paneel 'Delen' in Systeemvoorkeuren een voorziening in de lijst (bijvoorbeeld 'Extern inloggen'). Het netwerkadres van je computer wordt rechts van de lijst met voorzieningen weergegeven en heeft dezelfde notatie als dit voorbeeld: ssh[jenaam]@17.212.167.33