INDEX
De INDEX-functie retourneert de waarde in de cel die zich bevindt op het snijpunt van de opgegeven rij en kolom binnen een verzameling cellen of vanuit een matrix die door een matrixfunctie wordt geretourneerd.
INDEX(bereik; rij-index; kolomindex; bereikindex)
bereik: Een verzameling cellen. bereik is één verzameling, of meer dan één verzameling, waarvan elke verzameling één bereik met cellen is. Als je meerdere verzamelingen opgeeft, worden deze gescheiden door een puntkomma en tussen haakjes geplaatst. Bijvoorbeeld: ((B1:B5, C10:C12)). De cellen waarnaar het bereik verwijst, kunnen willekeurige waarden bevatten.
rij-index: Een getalswaarde die het rijnummer van de te retourneren waarde aangeeft. rij-index moet groter zijn dan of gelijk zijn aan 0 en kleiner zijn dan of gelijk zijn aan het aantal rijen in bereik. Als rij-index 0 is, retourneert INDEX de matrix met waarden voor de volledige kolom kolomindex, die groter moet zijn dan 0 en kleiner moet zijn dan of gelijk moet zijn aan het aantal kolommen in bereik.
kolomindex: Een optionele getalswaarde die het kolomnummer van de te retourneren waarde aangeeft. kolomindex moet groter zijn dan of gelijk zijn aan 0 en kleiner zijn dan of gelijk zijn aan het aantal kolommen in bereik. Als kolomindex 0 is, retourneert INDEX de matrix met waarden voor de volledige rij rij-index, die groter moet zijn dan 0 en kleiner moet zijn dan of gelijk moet zijn aan het aantal rijen in bereik.
bereikindex: Een optionele getalswaarde die het bereiknummer van de te retourneren waarde aangeeft. bereikindex moet groter zijn dan of gelijk zijn aan 1 en kleiner zijn dan of gelijk zijn aan het aantal bereiken in bereik. Als bereikindex niet wordt opgegeven, wordt de waarde 1 gebruikt.
Opmerkingen
Je kunt INDEX gebruiken om de waarde op te vragen op het opgegeven snijpunt van een tweedimensionale verzameling waarden. Stel dat de waarden in het bereik B1:D8 staan.
=INDEX(B1:D8; 2; 3) resulteert dan in de waarde op het snijpunt van de tweede rij en de derde kolom (de waarde in cel D3).
Je kunt verschillende bereiken opgeven door deze tussen haakjes te zetten. Bijvoorbeeld:
=INDEX((B2:D5; B7:D10); 2; 3; 2) retourneert de waarde op het snijpunt van de tweede rij en de derde kolom in het tweede bereik (de waarde in cel D8).
Je kunt de functie INDEX gebruiken om een matrix van één rij of één kolom te retourneren voor een andere functie. In dit geval is óf rij-index óf kolomindex vereist; het tweede argument kan worden weggelaten. Bijvoorbeeld:
=SOM(INDEX(B2:D5; ; 3)) retourneert de som van de waarden in de derde kolom (cel D2 tot en met D5).
=GEMIDDELDE(INDEX(B2:D5; 2)) retourneert het gemiddelde van de waarden in de tweede rij (cel B3 tot en met D3).
INDEX kan de waarde retourneren (of "opvragen") uit elke matrix die het resultaat is van een matrixfunctie. De functie INTERVAL retourneert een matrix van waarden, gebaseerd op opgegeven intervallen.
=INDEX(INTERVAL($A$1:$F$5; $B$8:$E$8); 1) retourneert de eerste waarde in de matrix die het resultaat is van de opgegeven functie INTERVAL.
=INDEX(INTERVAL($A$1:$F$5; $B$8:$E$8); 5) retourneert de vijfde waarde in de matrix.
De locatie in de matrix kun je opgeven door aan te geven hoeveel rijen naar beneden en hoeveel kolommen naar rechts de cel zich bevindt ten opzichte van de linkerbovenhoek van de matrix.
Tenzij INDEX wordt opgegeven zoals in het derde voorbeeld hierboven, mag je rij-index niet weglaten. Als je kolomindex weglaat, wordt hiervoor de waarde 1 gebruikt.
Voorbeelden |
---|
Gegeven wordt de onderstaande tabel: |
A | B | C | D | |
---|---|---|---|---|
1 | 1 | 11 | 21 | |
2 | 2 | 12 | 22 | |
3 | 3 | 13 | 23 | |
4 | 4 | 14 | 24 | |
5 | a | b | c | |
6 | d | e | f | |
7 | g | h | i | |
8 | j | k | l |
=INDEX(B1:D4; 2; 3) retourneert 22, de waarde in de tweede rij (rij-index is 2) en de derde kolom (kolomindex is 3) van de opgegeven verzameling (bereik is B1:D4, zodat de inhoud van cel D2 het resultaat is). =INDEX((B1:D4; B5:D8); 2; 3; 2) retourneert "f", de waarde in de tweede rij (rij-index is 2) en de derde kolom (kolomindex is 3) van het tweede bereik (bereikindex is 2) en dus cel D6. =SOM(INDEX(B1:D4; ; 3)) retourneert 90, de som van de waarden in de derde kolom (cel D1 tot en met D4). =GEMIDDELDE(INDEX(B1:D4; 2)) retourneert 12, het gemiddelde van de waarden in de tweede rij (cel B2 tot en met D2). |