De Mac met het internet verbinden via ethernet
Je kunt ethernet gebruiken om verbinding met het internet te maken, via een ethernet-netwerk of via een ADSL- of kabelmodem. Als je gebruikmaakt van een modem, zorg je ervoor dat de modem is ingeschakeld en via de kabel die met de modem is meegeleverd, is aangesloten op de telefoonaansluiting.
Gebruik een ethernetkabel om de ethernetpoort van je computer te verbinden met een modem of ander netwerkapparaat (bijvoorbeeld een switch of router). Als de computer geen ethernetpoort heeft, gebruik je een USB-naar-ethernetadapter of een Thunderbolt-naar-Gigabit ethernetadapter.
In veel gevallen krijg je na het aansluiten van de kabel automatisch verbinding met het internet. Als dat niet het geval is, volg je de instructies hieronder om je netwerkinstellingen in te voeren. Als je niet zeker weet welke gegevens je moet invoeren, vraag je dit na bij je internetaanbieder of netwerkbeheerder.
Kies op je Mac Apple-menu > 'Systeeminstellingen' en klik op 'Netwerk' in de navigatiekolom. (Mogelijk moet je omlaag scrollen.)
Klik aan de rechterkant op de ethernetvoorziening en klik vervolgens op 'Details'.
Opmerking: Als je Mac geen ingebouwde ethernetpoort heeft en je een adapter gebruikt, zoek je naar een voorziening met de naam van de fabrikant van de adapter of het type adapter. De naam van de voorziening kan bijvoorbeeld '[Naam fabrikant] USB-C LAN' zijn of alleen het modelnummer van de adapter bevatten.
Je kunt desgewenst 'Beperk IP-adrestracking' in- of uitschakelen.
Klik in de navigatiekolom op 'TCP/IP', klik op het venstermenu 'Configureer IPv4' en kies de configuratiemethode die je internetaanbieder heeft aangeraden.
Via DHCP: Kies deze optie als je geen specifiek IP-adres van je aanbieder hebt ontvangen.
Via DHCP met handmatig adres: Kies deze optie als je een specifiek IP-adres hebt ontvangen en je aanbieder DHCP gebruikt, en voer vervolgens het IP-adres in.
Handmatig: Kies deze optie als je van je aanbieder een specifiek IP-adres, een subnetmasker en een routeradres hebt ontvangen en voer die waarden in.
Als je instellingen voor de DNS-server of het zoekdomein hebt ontvangen, klik je in de navigatiekolom op 'DNS' en voer je de ontvangen gegevens in.
Als je WINS-instellingen (Windows Internet Name Service) hebt ontvangen, klik je in de navigatiekolom op 'WINS' en voer je de ontvangen gegevens in.
Als je proxyserver-instellingen hebt ontvangen, klik je in de navigatiekolom op 'Proxy' en voer je de ontvangen gegevens in.
Als je instellingen voor ethernethardware hebt ontvangen, klik je in de navigatiekolom op 'Hardware' en voer je de ontvangen gegevens in.
Klik op 'OK'.