Direct naar de inhoud

Feiten en cijfers over de Europese Unie

De EU en haar lidstaten

Opgericht: in 1951 na de Tweede Wereldoorlog door zes landen (België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg en Nederland).

Huidige lidstaten: 27 landen

Kandidaten voor toekomstig lidmaatschap: 9 kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten

Institutionele structuur: de EU heeft een unieke structuur van instellingen, organen en agentschappen die zich allemaal inzetten voor de gemeenschappelijke belangen van de EU en de Europese bevolking. De 7 Europese instellingen, 8 EU-organen en meer dan 30 gedecentraliseerde agentschappen bevinden zich in verschillende EU-landen.

Verkiezingen: Elke vijf jaar worden er Europese verkiezingen gehouden om de nieuwe leden van het Europees Parlement te kiezen.

Bevolking, omvang en open grenzen

Bevolking: meer dan 448 miljoen inwoners, dat is 5,6% van de wereldbevolking

Bevolkingsontwikkeling: deskundigen schatten in dat de EU-bevolking tot 2026 gestaag zal groeien, waarna zij naar verwachting zal terugvallen tot 420 miljoen in 2100.

Multiculturele samenlevingen: ongeveer 41 miljoen EU-inwoners zijn buitenlanders. Bijna 14 miljoen daarvan zijn burgers van een ander EU-land dan dat waar zij verblijven. De rest zijn burgers van landen buiten de EU. Gemiddeld is 3,1% van de mensen die in een EU-land wonen, afkomstig uit een ander EU-land en heeft 6,1% de nationaliteit van een niet-EU-land.

Oppervlakte: 4 miljoen km² Duitsland heeft de grootste bevolking en Frankrijk is qua oppervlakte het grootste land van de EU. Malta is het kleinste EU-land, zowel qua inwoners als qua oppervlakte.

Verstedelijking: 39% van de EU-bevolking woont in een stad, 36% in steden en voorsteden en 25% in plattelandsgebieden.

Open grenzen: binnen het Schengengebied kunnen mensen sinds 1985 zonder grenscontroles reizen. Dit is mogelijk op grond van het beginsel van vrij verkeer, wat betekent dat iedere EU-burger zonder bijzondere formaliteiten in een ander EU-land kan reizen, werken en wonen. Alle EU-lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Ierland, zijn lid van het Schengengebied. Bulgarije en Roemenië zijn al laatsten, in maart 2024, toegetreden. Ook 4 niet-EU-landen (IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein) maken deel uit van Schengen.

Economie, handel en overheidsfinanciën

Eengemaakte markt: de Europese Unie functioneert als een eengemaakte markt die bestaat uit de 27 EU-landen en, met enkele beperkingen, 4 niet-EU-landen. Dit betekent dat goederen, diensten, kapitaal en personen vrij kunnen circuleren, zonder technische, juridische en bureaucratische belemmeringen. 

Eén munteenheid: de euro is ingevoerd in 1999 en is inmiddels de officiële munteenheid in 20 EU-landen. Deze landen worden de eurozone genoemd. De euro heeft de Europese integratie bevorderd doordat mensen in de eurozone optimaal kunnen profiteren van de eengemaakte markt. De meeste EU-landen voeren tussen 50% en 80% van hun goederen uit naar andere EU-landen. 

Bbp: als een van de grootste economieën ter wereld bedraagt het bbp of de totale waarde van alle jaarlijks in de EU geproduceerde goederen en diensten 17 biljoen euro. Duitsland heeft het grootste aandeel daarin, gevolgd door Frankrijk en Italië. Diensten zijn goed voor 72% van het Europese bbp van de EU en de industrie is goed voor bijna de hele rest. 

Handel: de EU is 's werelds grootste exporteur van goederen en diensten. Haar aandeel in de wereldhandel in goederen is ongeveer 14%.

Handelspartners: de meeste goederen die uit de EU worden uitgevoerd, gaan naar de Verenigde Staten, terwijl de meeste goederen die ingevoerd worden uit China afkomstig zijn. De belangrijkste handelspartners van de EU voor diensten zijn de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. 

EU-begroting: de EU gebruikt haar eigen begroting voor de financiering van EU-prioriteiten en grote projecten die de meeste EU-landen niet zelf zouden kunnen financieren, omdat de projecten te groot zijn of omdat er verschillende landen bij betrokken zijn. De huidige langetermijnbegroting loopt van 2021 tot en met 2027 en bedraagt ongeveer 2 biljoen euro. 

Schuldenlast: het overheidstekort in de EU komt overeen met 3,5% van het bbp. De geconsolideerde brutoschuld in de EU bedraagt 82% van het bbp, een daling ten opzichte van de piek van 90% tijdens de coronapandemie in 2020. Griekenland, Italië, Frankrijk, Spanje en België hebben de hoogste schuld, met een schuldquote van meer dan 100%. Luxemburg, Bulgarije en Estland hebben de laagste schuldquote.

Energie en klimaat

Klimaatdoelstellingen: de EU is op weg tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden. Zij is een drijvende kracht achter de strijd tegen klimaatverandering en de vergroening van haar economie. De EU heeft toegezegd de broeikasgasemissies tegen 2030 met minstens 55% te verlagen ten opzichte van 1990.

Uitstoot: de afgelopen tien jaar is de uitstoot van broeikasgassen van de EU-economie per werknemer met 26% gedaald.

Fossiele brandstoffen: 70% van alle energie in de EU wordt nog steeds geproduceerd uit steenkool, olie en gas. De EU werkt aan het verminderen van haar afhankelijkheid van andere landen voor de invoer van brandstoffen, die momenteel 63% bedraagt.

Hernieuwbare energie: 23% van de energie die in de EU wordt verbruikt is al hernieuwbaar en dit aandeel neemt voortdurend toe. Elektriciteit wordt nu al voor het grootste deel opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Zweden neemt op dit vlak het voortouw in de EU, gevolgd door Finland, Letland en Denemarken. Bijna twee derde van het Zweedse energieverbruik is afkomstig van hernieuwbare bronnen. Ierland, Malta, België en Luxemburg hebben het laagste aandeel hernieuwbare energie. 

Bron: Eurostat - gegevens van 2022 voor fossiele brandstoffenenergiehernieuwbare energieenergie-afhankelijkheid, en uitstoot van broeikasgassen

Levenskwaliteit, banen en gelijkheid

Levensverwachting: bijna 79 jaar voor mannen, 84 jaar voor vrouwen.

Volksgezondheid: van de mensen van 16 jaar of ouder die in de EU wonen, zegt 68% dat zij in goede of zeer goede gezondheid zijn. 

Demografische ontwikkelingen: in een groot deel van Europa is de afgelopen decennia de vergrijzing van de bevolking duidelijk zichtbaar geworden. Dit zal ernstige gevolgen hebben voor pensioenfondsen, overheidsinkomsten en de dienstverlening, zoals gezondheidszorg en sociale zorg. Het aantal mensen in de werkende leeftijd in de EU in verhouding tot het aantal ouderen is gedaald van 3,8 in 2002 tot 2,8 in 2022. Deze verhouding zal nog verder dalen. 

Werkloosheidscijfer: 6,1%. Bij jongeren tussen 15 en 24 jaar is de werkloosheid ruim dubbel zo hoog: 14,5%. 

Werkgevers: de dienstensector is veruit de grootste werkgever in de EU, met een aandeel van 74%. De rest van de beroepsbevolking is verspreid over de sectoren industrie, bouw, landbouw, bosbouw en visserij. 

Gendergelijkheid: hoewel de EU de afgelopen decennia vooruitgang heeft geboekt op het gebied van gendergelijkheid, verdienen vrouwen in de EU gemiddeld nog steeds 12,7% minder dan mannen. Mannen bekleden over het algemeen hogere functies dan vrouwen. Slechts 35% van alle managers in de EU is vrouw. Het aandeel vrouwelijke managers bedraagt in geen enkel EU-land 50%, maar ligt hoger dan 40% in Letland, Polen, Zweden, Bulgarije en Finland. Cyprus, Luxemburg en Kroatië hebben het kleinste aandeel vrouwelijke managers.

Inflatie: 6,4 % (in 2023). De prijzen van voedingsmiddelen, dranken en alcohol zijn de afgelopen jaren het sterkst gestegen. Na een piek in 2022 en 2023 zijn de kosten van vervoer, huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen aanzienlijk gedaald.

Armoederisico: 94,6 miljoen mensen in de EU loopt risico op armoede of sociale uitsluiting. Ruim 20% van de Europeanen die in een huishouden met afhankelijke kinderen wonen, loopt het risico op armoede of sociale uitsluiting. 31% van de Europeanen die in particuliere huishoudens wonen, is ook niet in staat om onverwachte financiële lasten op te vangen. Het armoederisico is het hoogst in Roemenië en Bulgarije, en het laagst in Tsjechië en Slovenië.

Onderwijs, talen en toerisme

Cultuur en meertaligheid: de EU heeft een rijke culturele en taalkundige verscheidenheid. De talen die in de EU worden gesproken, vormen een essentieel onderdeel van het Europese culturele erfgoed. Daarom steunt de EU meertaligheid en heeft zij 24 officiële talen

Taalonderwijs: op school worden leerlingen aangemoedigd om vanaf jonge leeftijd vreemde talen te leren. Dit bevordert het contact met mensen over de grenzen heen en maakt het makkelijker om in het buitenland te studeren. 49% van de leerlingen in de laatste jaren van het secundair onderwijs in de EU studeert twee of meer vreemde talen. 

Universitair afgestudeerden: meer dan 4 miljoen afgestudeerden per jaar. De meest voorkomende studiegebieden zijn: bedrijfskunde, bestuurskunde en recht; technische wetenschappen en bouwkunde; en gezondheid en welzijn. 

Studentenuitwisselingen: sinds 1987 worden studentenuitwisselingen in de EU georganiseerd via het Erasmus+-programma. In het eerste jaar namen 3.200 studenten uit 11 Europese landen deel. Sindsdien hebben dankzij Erasmus+ 15 miljoen mensen in 34 landen in de EU en daarbuiten kunnen wonen en studeren. 

Toerisme: de EU is de belangrijkste toeristische bestemming ter wereld en ontvangen 60% van alle internationale reizigers wereldwijd. Duitsland, Italië, Frankrijk en Spanje behoren tot de meest bezochte bestemmingen ter wereld. Toeristen boeken jaarlijks meer dan 430 miljoen overnachtingen in elk van deze vier landen. Inwoners van de EU maken ook jaarlijks bijna 1,1 miljard toeristische reizen voor persoonlijke of zakelijke doeleinden, hetzij binnen hun eigen land, hetzij naar een ander EU-land. Dit vrije verkeer wordt vergemakkelijkt door de open grenzen van de EU.